Adrie Vermeulen geldt als één van de pioniers binnen de Mannenopvang Nederland. Zijn computer staat bomvol onderzoeken en rapporten over het onderwerp. Daaronder ook de beleidsbrief ‘Beschermd en Weerbaar’, welke wordt gezien als de start van de pilot G4 Mannenopvang. Een pilot waar Adrie, momenteel zorg coördinator bij Moviera, al vanaf het begin actief is betrokken. “Gelukkig maar”, aldus de hulpverlener. “Want dat mannen slachtoffer kunnen worden van huiselijk geweld weten we hier maar al te goed.”
Ook zij krijgen soms klappen
Adrie strijdt al jaren voor erkenning dat ook mannen gebukt gaan onder dwang of geweld in afhankelijkheidsrelaties. “Ook zij krijgen soms klappen van hun partner”, zegt hij. “Of worden slachtoffer van mensenhandel of eer gerelateerd geweld. Probleem is alleen dat de maatschappij hen nog altijd vooral ziet als dader. Degene die klappen uitdeelt; niet ontvangt. Zo zijn we nu eenmaal opgevoed. Zelfs de politie wil er soms niet aan dat ook het omgekeerde het geval kan zijn. Zo werd een cliënt van mij ooit zelf in de boeien geslagen, nadat hij zich bij het bureau meldde om aangifte te doen van huiselijk geweld. De baliemedewerker ging er blindelings vanuit dat meneer zelf ook wel losse handjes zou hebben.”
Stereotype denkpatronen
Geen incident, aldus Adrie die zich al sinds zijn opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening in de doelgroep verdiept. Hij wijdde er onder andere zijn eindscriptie aan en werkt sinds april 2009 fulltime in de mannenopvang. “Ga maar na in je eigen omgeving: vaak wordt er nogal lacherig gedaan over mannen die door hun vrouw mishandeld worden. Alsof het watjes zijn, die zichzelf niet kunnen verdedigen. Een echte kerel laat zich niet slaan, is de overheersende gedachte. Maar dat is onzin. Vaak staan deze mannen met hun rug tegen de muur. Net als vrouwen in een dergelijke situatie willen ze dat het geweld stopt. Maar ik zie bij mannen een grote frustratie, want sláán ze een keer terug, dan heb je de poppen aan het dansen. Dan zijn zij ineens dader in plaats van slachtoffer.”
“Deze stereotype denkpatronen missen hun effect niet”, gaat Adrie verder. “De schaamte waaronder deze mannen gebukt gaan, is enorm. Je ziet ze hier verslagen en geslagen binnenkomen. En dan zijn dit nog de dappersten. Want mannen zoeken zelden hulp, zeker gezien het taboe dat hierop rust. Hen is geleerd: je dopt je eigen boontjes maar. Dus als ze voor hulp aankloppen, kun je er van uitgaan dat ze al het andere al geprobeerd hebben. Dan zijn ze letterlijk aan het eind van hun Latijn.”
Hulp vragen is goed
Het eerste wat Adrie doet wanneer mannen op intake komen: ze geruststellen. Hen complimenteren dat ze om hulp hebben gevraagd. “Meestal reageren ze daar wat laconiek op. Maar dat hoort er nu eenmaal bij. De meeste mannen willen niet direct te diep gaan. Ze willen eerst praktisch geholpen worden, zoals hulp bij het vinden van een nieuw onderkomen en het op orde brengen van de financiën. Emoties komen later wel. Ook praat ik nooit over ‘slachtoffers’. Mannen haten dat. Daarmee trek je hun mannelijkheid in twijfel. Sowieso hebben we binnen de hulpverlening het hele slachtoffer-dader denken losgelaten. We kijken in de hulpverlening naar de dynamiek van geweld. In deze dynamiek van geweld zien we patronen waarin de escalaties voorkomen. Ook zien we dat de begrippen ‘dader-slachtoffer’ tekort kunnen schieten. Er is bijvoorbeeld regelmatig sprake van wederzijds geweld.
Opvangplekken
Het gegeven dat mannen meer moeite dan vrouwen hebben om hun autonomie op te geven, is tegelijk de reden waarom de mannenopvang moeilijk vol loopt. Althans, de zogenoemde ‘safe houses’. Ofwel: opvangplekken op geheime locaties.
“In juli 2008 startte in de vier grote steden, in samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid (VWS), een proef met veertig opvangplekken voor mannelijke slachtoffers van huiselijk geweld”, legt Adrie uit. “Voor ons in Utrecht zou dat dus (veertig gedeeld door vier) neerkomen op tien opvangplekken. De bedoeling was: vijf reguliere plekken en vijf plekken op een geheime locatie. Maar vooral voor de laatste geheime plekken liep het aanvankelijk geen storm.”
De reden
“Reden hiervoor, nogmaals, is dat mannen anders zijn dan vrouwen”, vervolgt hij. “Allereerst is daar de mannelijke trots. Mannen willen meer de regie over hun eigen leven houden. Die willen niet opgeborgen zitten en zelfs op straat een alarmsysteem om hun nek dragen. Maar een andere, meer zorgwekkende reden is dat mannen die écht in een levensbedreigende situatie zitten, meestal slachtoffers van mensenhandel of eer gerelateerd geweld, zo mogelijk nog angstiger zijn om hulp te zoeken.”
En dat is schrijnend, vindt Adrie. Want ook deze groep heeft hulp nodig. Misschien nog wel meer dan andere mannen. Zo herinnert hij zich het verhaal van een Afrikaanse man, onder valse voorwendselen en illegaal naar Nederland gebracht door mensenhandelaren. “Die dwongen hem seks te hebben met andere mannen. Maar hij weigerde, keer op keer. Tot ze hem op een slechte dag herhaaldelijk verkrachtten. Pas toen agenten hem, weken later, tijdens een preventieve fouilleeractie, naar zijn ID vroegen, kwam zijn verhaal aan het licht. Pas toen kreeg hij de hulp die hij zo nodig had. Overigens niet zonder eerst doodsangsten te hebben uitgestaan, omdat iedereen hem had verteld dat hij, zo gauw hij in contact met de politie kwam, direct zou worden uitgezet.” Gelukkig was dat hier niet het geval. De man woont nog steeds in Nederland, inmiddels mét verblijfsvergunning. Zijn mantra tijdens het afscheidsgesprek: ‘dank je, dank je, dank je’. “Iets anders wist hij haast niet uit te brengen. Momenteel hebben wij nog steeds contact en vertelt hij hoe goed het met hem gaat. Hij is krachtig geworden. Voor mij, als hulpverlener, altijd een mooi moment. Iemand er weer bovenop helpen, is het mooiste wat je kunt bereiken.” “Maar tegelijk haalt het de noodzaak aan dat deze hulp ook in de toekomst beschikbaar blijft”, klinkt het tot besluit.
Aantal slachtoffers
Want als we een schattingsonderzoek van de Universiteit van Tilburg mogen geloven, zijn de mannen die we tot nu toe hebben geholpen nog maar het topje van de ijsberg. Tot nu toe wezen cijfers uit dat de verhouding tussen mannen en vrouwen 85-15 procent was. Volgens dit onderzoek is dat echter 60 om 40 procent. Op jaarbasis zijn er in totaal ruim 200.000 mensen slachtoffer van ernstig huiselijk geweld.”